Nelly Rauws werkt al 32 jaar als verpleegkundige, eerst in het Diaconessenhuis in Voorburg en inmiddels in het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Daar deelt ze lief en leed met haar patiënten. Humor en oprechte aandacht zijn voor Nelly heel belangrijk in haar werk. Dat levert bijzondere momenten op, die zowel haarzelf als haar patiënten bijblijven.
“Ik werk op de afdeling die we ‘klein snijdend’ noemen. Daar liggen voornamelijk patiënten die een operatie achter de rug hebben, uitgevoerd door een uroloog of een gynaecoloog. Ik voel me er als een vis in het water: ik heb leuke collega’s en werkelijk al mijn patiënten vind ik leuk. Zij staan bij mij dan ook centraal, ik doe alles voor mijn patiënten. Ik wil voor hen een sprankelend puntje zijn in een moeilijke periode. Zo hoop ik dat ze met een goed gevoel terugkijken op hun tijd in het ziekenhuis, ondanks de nare dingen die ze hier ook meemaken.
Bij mijn patiënten en collega’s sta ik bekend om mijn humor en de grappen die ik maak. ‘Een lach kost niks’, zeg ik altijd tegen de leerling-verpleegkundigen die ik opleid. Dat verdienen onze patiënten en dat maakt hun verblijf hier een stuk draaglijker. In het ziekenhuis liggen een lach en een traan immers dicht bij elkaar. En het werkt: Als ik een paar dagen vrij ben geweest en mijn patiënten weer zie, zijn ze blij. ‘Ik heb je gemist’, zeggen ze dan. Daar doe ik het voor.
Een patiënt die mij in het bijzonder is bijgebleven, is een meneer die al heel lang bij ons op de afdeling lag. Hij zou niet meer beter worden en hij wilde ook niet zoveel meer. Zo at hij bijna niet meer en hij kwam nog maar zelden uit bed. Op een dag had ik late dienst en was zijn dochter op bezoek. Ik vroeg aan deze patiënt wat ik voor hem kon doen. ‘Een diner dansant’, zei zijn dochter, oftewel eten en dansen. Toen ik even later weer terugkwam, bleek zowaar dat hij al een rondje was gaan lopen en wat gegeten had. Voor dansen was hij dan ook te moe. Maar ik ging voor hem dansen. Met foxy foxtrot op de telefoon op maximaal volume danste ik rond zijn bed, benen en armen in de lucht! Allebei moesten we huilen van het lachen.
Enkele dagen later hoorde deze meneer dat hij niet lang meer te leven had en naar het hospice ging. Hij vertelde me over het dansen: ‘Je hebt me zo onwijs gelukkig gemaakt, ik ben met een glimlach in slaap gevallen en werd lachend weer wakker. Als ik doodga ga ik aan jou denken, want dan sterf ik met een lach op mijn gezicht.’ Onlangs sprak ik zijn dochter en zij vertelde me dat haar vader het verhaal over het dansen wel tachtig keer had verteld. En hij is inderdaad met een glimlach op zijn gezicht gestorven. Heel bijzonder, zo iemand vergeet ik nooit meer.”